Zit de emotie in de muziek of in de luisteraar?
Muziek en emotie worden vaak in een adem genoemd. Muziek zou bij voorbaat of beter dan wat ook emotioneel zijn, maar wat wordt daarmee bedoeld? Is de muziek emotioneel of de luisteraar? Allebei misschien? Hoe slaagt muziek erin om emoties te representeren of zelfs op te wekken?
Om discussies voor te zijn over wat emotie precies is zal ik in deze tekst het lidwoordloze ‘emotie’ vermijden. Als ik hier spreek van emoties, zijn steeds de huis-, tuin- en keukenemoties bedoeld zoals we die allemaal ook zonder definitie kunnen herkennen en ervaren, bij voorbeeld blijdschap, woede of liefde.
Waar spelen muzikale emoties zich af? Waar zitten ze? Kortom, bedoelen we de ‘emoties in de muziek’, dat wil zeggen eigenschappen in de muziek die we herkennen en beschrijven in termen van huis-, tuin- en keukenemoties of bedoelen we de ‘emoties in de luisteraar’ , dat wil zeggen hoe muziek in staat is om ons emotioneel te bewegen? Om uiteindelijk iets te kunnen zeggen over de tweede vraag is het nuttig om eerst een aantal soorten antwoorden op de eerste vraag te doorlopen.
Muzikale expressiviteit
De eerste vraag kan ook worden begrepen als de vraag naar muzikale expressiviteit: hoe kan muziek uitdukkingsvol zijn van huis- tuin- en keukenemoties? Van oudsher is wel geprobeerd om deze vraag op dezelfde manier te beantwoorden als onze tweede vraag, over de emoties in de luisteraar. Volgens zulke theorieën, die al sinds de zestiende eeuw bestaan, worden luisteraars namelijk emotioneel bewogen, doordat de muziek die emoties bij hen opwekt waarvan ze uitdrukkingsvol is. Deze theorieën worden wel arousal- of aansporingstheorieën genoemd. Volgens zulke theorieën beschrijven normale luisteraars bepaalde muzieken dus als ‘vrolijk’ of ‘droevig’, omdat het hen onder normale omstandigheden vrolijk of droevig maakt.
Aansporingstheorieën hebben een belangrijk bezwaar, dat meteen de reden vormt dat ze tegenwoordig nauwelijks nog worden aangehangen. Dit bezwaar is dat we muziek niet vrolijk noemen omdat zij ons vrolijk of droevig maakt. We horen de vrolijkheid of droevigheid veeleer in de muziek, als hoorbare eigenschappen ervan.
Daarom zijn er andere theorieën ontwikkeld over hoe muziek uitdrukkingsvol kan zijn van bepaalde emoties. Een theorie daarover die tegenwoordig wel wordt gebezigd heet de contour-theorie. De contour-theorie biedt een verleidelijke verklaring over hoe luisteraars in staat zijn muziek te beschrijven in termen van emoties zonder dat ze deze emoties op dat moment zelf hoeven te ervaren. De theorie stelt dat luisteraars muziek beschrijven in termen van die emoties, waarbij de lichaams- en gelaatsuitdrukkingen van mensen die tot die emoties zijn bewogen een structurele analogie vertonen met de gehoorde muziek. Het is daarmee niet gezegd dat de luisteraar zich ook bewust is van deze analogie. Veeleer is verondersteld dat dit juist niet zo is.
In al zijn aannemelijkheid mist de contour-theorie, zoals één van haar aanhangers Peter Kivy zelf al toegeeft, een verklaring voor de emotionele kwaliteiten die wel aan bepaalde toonsoorten en samenklanken zijn toegedicht. Daarbij lijkt het mij van belang te vermelden dat deze als zodanig ervaren emotionele kwaliteiten in belangrijke mate van cultuur tot cultuur en in de loop van de geschiedenis verschillen.
Emoties bij de luisteraar
Over nu naar onze tweede vraag over de emoties bij de luisteraar: hoe is muziek in staat om ons emotioneel te bewegen? Er is een categorie onmiskenbare gevallen waarin mensen door muziek tot bepaalde emoties worden gebracht. Deze gevallen worden wel samengebracht onder de noemer van het our song-fenomeen. Het zijn die gevallen waarin bepaalde muziek ons al of niet bewust doet terugdenken aan een eerder moment in ons leven dat die zelfde muziek klonk en waarbij die herinnering bij ons een bepaalde emotionele gemoedstoestand teweegbrengt. Dit zijn niet de gevallen die we hier willen begrijpen. De relatie tussen de aard van de muziek en de gevoelde emotie ontbreekt er namelijk of is tenminste nogal vrijblijvend. Er had destijds net zo goed andere muziek kunnen klinken.
Voor omstandigheden waarin een relatie tussen de aard van de klinkende muziek en gevoelde emoties wel kan worden verondersteld zijn verschillende theorieën voorgesteld om deze relatie te kunnen begrijpen. Twee daarvan zijn de persona- en de tendency-theorie.
De persona-theorie, die onder meer wordt aangehangen door muziektheoreticus Edward Cone en kunstfilosoof Jerrold Levinson, stelt dat we een compositie horen als een menselijke uiting. De expressieve eigenschappen van een muziekstuk zouden door luisteraars worden begrepen als ware ze de belichaming van een muzikale persona. Deze fictieve figuur zou gedurende het muziekstuk de nodige emoties uitdrukken. Net als bij fictieve figuren in films en romans zou de luisteraar in staat zijn zich te identificeren met deze figuur en ermee kunnen meevoelen.
De theorie stuit echter op een aantal bezwaren die haar onhoudbaar maken. Allereerst gaat de theorie tegen alle intuïtie in. Luisteraars die niet eerder van de persona-theorie hebben gehoord raken geëmotioneerd door muziek zonder zich ooit een muzikale persona te hebben voorgesteld en voor een heleboel mensen waaronder ikzelf die de theorie wel kennen geldt hetzelfde. De vergelijking met roman- of filmkarakters gaat hier niet op. Wanneer ik me van hún bestaan namelijk niet bewust ben, is het onmogelijk met hen te kunnen meevoelen.
Een tweede bezwaar betreft de relatieve vaagheid van de muzikale persona. Het ontbreekt deze figuur aan dusdanige persoonlijke eigenschappen dat zelfs maar zijn geslacht kan worden vastgesteld, laat staan enige duidelijk te onderscheiden complexe menselijke kwaliteiten die ons zo meevoelend tegenover onze roman- en filmkarakters doen staan.
Zelfs mocht de analogie met roman- en filmfiguren, waarop de theorie rust, wel op zijn plaats zijn, blijft er nog een laatste bezwaar over. Net als bij fictieve karakters is het in het echte leven lang niet altijd zo dat mijn emotionele reactie op andermans emotionele uitdrukking gespiegeld is aan diens emoties. Soms zal ik me wel degelijk identificeren met een al of niet fictieve persoon en met haar meevoelen, maar zeker niet altijd. Dit bezwaar is met name voor de muzikale persona zo groot, omdat er gegeven haar vage identiteit weinig is om me met haar te kunnen identificeren en met haar mee te kunnen voelen.
Bij de tendency-theorie, gepresenteerd door de filosofen Colin Radford en Stephen Davies, spelen deze problemen niet. Hierin wordt het emotionerende vermogen van muziek uitsluitend verklaard vanuit haar uitdrukkingskracht. Ze stelt het volgende. Net als sombere kleuren eenvoudigweg de neiging hebben mensen somber te stemmen en vrolijke kleuren de neiging om mensen vrolijk te stemmen, hebben muzikale eigenschappen de neiging om luisteraars tot die emotie te bewegen waarvan ze uitdrukkingsvol zijn. Aangezien ze die neiging hebben zullen ze dat, zo is de claim, soms ook daadwerkelijk doen.
Het is maar zeer de vraag of muziek beweegt tot de emotie waarvan ze uitdrukkingsvol is, maar wanneer we de voorstanders van deze theorie dat punt gunnen, dan is daarmee nog niets gezegd over de omstandigheden die nodig zijn om die neiging daadwerkelijk vervuld te krijgen. Betwijfeld moet worden of deze omstandigheden optreden bij normale luistersituaties. Het kan misschien zo zijn dat muziek die neerslachtigheid uitdrukt de neiging heeft om mensen neerslachtig te maken wanneer er 24 uur per dag naar geluisterd wordt, maar dat is een zeer uitzonderlijke luistersituatie. Het punt dat iets een bepaalde neiging heeft is zonder het in acht nemen van de omstandigheden die nodig zijn voor de daadwerkelijke vervulling ervan tamelijk triviaal.
Een belangrijk bezwaar tegen zowel de persona- als de tendency-theorie is dat in allebei de waargenomen schoonheid of kwaliteit van de muziek los lijkt te staan van de vraag of de muziek emotionerend is. Beide theorieën zijn aansporingstheorieën. Ze veronderstellen dat dat de emoties waartoe de luisteraar wordt bewogen dezelfde zijn als die waarvan de muziek uitdrukkingsvol is. Het is de vraag of dat wel zo is. Wanneer dit namelijk wel zo is roept dat belangrijke vragen op. Waarom luisteren er dan zoveel mensen vrijwillig en met kennelijk genoegen naar muziek die treurige emoties uitdrukt? Is het dan zo dat muziek die niet uitdrukkingsvol is van specifieke huis-, tuin- en keukenemoties ons per definitie ongeroerd laat en zo ja, waarom wordt die dan überhaupt gemaakt? Dit is allemaal zeer onbevredigend.
Om tot een betere theorie te komen heeft Peter Kivy voorgesteld te bekijken hoe emoties bij mensen in het echte leven functioneren. Het moet vooraf gezegd dat Kivy bij zijn analyse uitgaat van zijn persoonlijke ervaring dat mensen alleen emotioneel geraakt worden door muziek die ze waarderen, muziek die ze zogezegd ‘mooi’ of ‘goed’ vinden. Ik deel deze ervaring niet, maar ik acht zijn bevindingen ook toepasselijk wanneer emoties optreden bij muziek die negatief wordt beoordeeld. Zijn betoog is het volgende.
Veel hedendaagse filosofen zijn het er over eens dat er in situaties waarin mensen emoties ervaren normaal gesproken altijd een object van de emotie is. Je bent boos op iets of iemand, of bang voor iets of iemand. Dat iets of die iemand is het object van de emotie. Verder ervaart iemand een emotie niet zomaar. De oorzaak daarvan is veelal een overtuiging of een geloof. Je bent bij voorbeeld boos op iemand omdat je gelooft dat hij vals heeft gespeeld. Wanneer die overtuiging verdwijnt, zal de boosheid ook verdwijnen. Dit betekent trouwens dat rede en emotie niet zo los van elkaar staan als vaak is beweerd. Tenslotte is er bij normale gevallen dat mensen emoties ervaren sprake van een gevoel. We zeggen emoties te voelen. Kort gezegd, in veel normale situaties waarin we emoties ervaren is er, (1) een object van de emotie, (2) een overtuiging die de oorzaak van de emotie vormt en (3) een gevoel in de persoon die de emotie ervaart.
Het woord ‘emotie’ is nogal veelomvattend. Mensen ervaren allerlei soorten emoties, waarvan sommige vreemd en onverklaarbaar kunnen zijn. Op sommige emoties zal de object-overtuiging-gevoel-analyse misschien minder toepasselijk zijn. In veel van de centrale gevallen lijkt de analyse niettemin passend.
Toegepast op muziek toont de object-overtuiging-gevoel-analyse ons hoe muziek ons emotioneel kan bewegen. In dat geval kan het object van de emotie niets anders zijn dan ‘de muziek zelf’ (hier maar even losjes gedefinieerd als: al het gehoorde dat daar in de overtuiging van de luisteraar toe moet worden gerekend). Preciezer geformuleerd is het object die verzameling eigenschappen in de muziek die in de overtuiging van de luisteraar mooi of goed zijn, of, in het geval van negatieve beoordeling, lelijk, cliché of verwerpelijk zijn.
De vereiste van overtuiging hangt er nauw mee samen. Wanneer de overtuiging verdwijnt dat eigenschappen van de muziek prachtig of vervelend zijn, verdwijnt ook veel zo niet al het emotionele effect dat die eigenschappen plachten te hebben. Een modulatie waar ik het bij voorbeeld vroeger helemaal warm van kreeg, wekt bij mij als de goedkope truc die ik het nu beschouw te zijn nog slechts verveling of ergernis.
Nu rest de derde component, het gevoel dat er in de luisteraar bij gepaard gaat. Dit gevoel is in tegenstelling tot wel is beweerd geen verheven esthetische gewaarwording die alleen door grootse kunstwerken kan worden teweeggebracht. Het gevoel laat zich gemakkelijk benoemen met woorden voor gevoelens die ook bij andere dan muzikale situaties van toepassing kunnen zijn. Bij positieve waarderingen is het een gevoel van opwinding, opgewektheid, verwondering, ontzag of enthousiasme. Bij een negatieve waardering is het een gevoel van verveling, neerslachtigheid, verachting, onverschilligheid of ronduit angst. Wanneer dan wordt gevraagd: ‘Ja, maar hoe voelt dat dan precies?’ kun niet veel beters zeggen dan ‘dat gevoel van opwinding of verveling dat je krijgt als je een mooi of lelijk muziekje hoort’. Met andere woorden het object helpt bij het omschrijven hoe een bepaalde emotie voelt. Dit geldt echter voor het gevoel bij elke emotie. Hoe bij voorbeeld liefde precies voelt is nogal afhankelijk van de vraag of het om liefde voor je partner, je moeder of je hond gaat.
Kivys theorie kent niet de bezwaren van aansporingstheorieën zoals de persona- en de tendency-theorie. Stel nu dat ik bij voorbeeld naar muziek luister die naar mijn overtuiging mooi is en uitdrukkingsvol is van treurige emoties, laten we zeggen een requiem. Ik word dan niet zoals de aansporingstheorieën suggereren bewogen tot een treurige emotie, dat is iets waar ik niet vrijwillig naar op zoek zal gaan, maar ik word door treurige emotie bewogen tot opwinding, opzag of enthousiasme. Dat is iets waar ik nadrukkelijk wel naar op zoek zou kunnen zijn. Ik word geraakt door muzikale schoonheid, door hoe prachtig treurige muziek kan zijn.